Hondentraining

Om gedrag van je hond te kunnen begrijpen en te kunnen veranderen, is het belangrijk dat je weet hoe een hond leert. Bij hondentraining wordt gebruik gemaakt van bepaalde leerprincipes, enkele hiervan zijn hieronder uiteengezet. Een beloning zorgt ervoor dat gedrag toeneemt. Een correctie zorgt ervoor dat gedrag afneemt. Wanneer dat niet gebeurt, was het geen beloning/correctie voor je hond. Een dier herhaalt gedrag alleen als het hem iets positiefs oplevert. Dat ‘iets’ is iets dat voor het dier belangrijk is. Dat kan zijn veiligheid, voedsel, aandacht.

Niet-associërend leren

Gewenning
Van gewenning spreek je wanneer een dier niet meer reageert op een prikkel waar hij eerst wel op reageerde. Denk aan een hond die voorbij een spiegel loopt.

Habituatie
Dit is selectieve gewenning. Een dier wordt meerdere malen aan een prikkel blootgesteld en stopt met reageren op die ene prikkel.

Desensitisatie
Hierbij wordt het dier geleidelijk aan minder gevoelig voor een prikkel gemaakt. Bijvoorbeeld bij het werken aan vuurwerkangst. Een CD met geluiden wordt eerst heel zachtjes afgedraaid, op een volume dat een dier niet reageert. Gedurende trainingssessies gaat het volume geleidelijk aan wat hoger tot de hond helemaal niet meer reageert.

Sensitisatie
Het dier wordt geleidelijk aan gevoeliger voor een bepaalde prikkel.

Inprenting
Dit leren gebeurd in de eerste levensweken (en soms zelfs uren). De inprentingsperiode is vaak van bepaalde tijdsduur. Zo zijn bij honden de indrukken (goed en slecht) die ze de eerste levensweken opdoen, sterk bepalend voor de rest van hun leven. Denk ook aan de gansjes van Konrad Lorenz; de ganzen die net uit hun ei kwamen, accepteren het eerste bewegende ‘ding’ dat zij zien, als moederdier. Honden die de eerste weken niet of nauwelijks met mensen en soortgenoten (nestgenoten) in aanraking zijn gekomen, zullen hun verdere leven hier hinder van ondervinden. De bodem voor “probleemgedrag” is dan gelegd.

Generalisatie
Wanneer een prikkel lijkt op een ‘bekende’ prikkel, zal de hond reageren zoals hij reageert op de bekende prikkel. Denk aan het vullen van een voerbak met brokken. Of het nou een metalen voerbak of van plastic is, grote of kleine brokken zijn, de hond zal reageren zoals hij geleerd heeft met zijn eigen bak en eigen brokken.

Discriminatie
Het tegenovergestelde van generalisatie is discriminatie. Discriminatie wil in dit geval zeggen dat iemand niet bang is voor bijvoorbeeld alle spinnen, maar alleen voor de grote spinnen.

Latent leren
Een leerervaring door onbewust opnemen en opmerken zonder dat daar een correctie of beloning tegenover staat.

Sociaal leren
Hieronder valt het overnemen van gedrag en nieuw gedrag aanleren door enkel te observeren (imitatie).

Associërend leren

Hierbij wordt een link gelegd tussen twee prikkels, of tussen een prikkel en een reactie op die prikkel. Leren door ervaring dus.

Klassieke conditionering (Ivan Pavlov)
Een prikkel die voor de hond eerder geen betekenis had, krijgt door ervaring een betekenis. Denk aan de deurbel. Een deurbel an sich heeft geen betekenis voor een hond. Tot er telkens na het horen van de deurbel, enthousiaste visite binnenkomt. De hond zal dan leren “bel=visite!”. Of het horen van de sleutelbos. Eerder zal het niks voor de hond betekenen, tot elke keer na het horen van de sleutelbos, de eigenaar vertrekt. De hond zal dan linken: “sleutelbos=baasje weg”. (Ivan Pavlov werd hiermee bekend. Hij liet een bel rinkelen en daarna voerde hij de honden. Op den duur begonnen de honden al speeksel te produceren (zich voor te bereiden op hun maaltijd) bij het horen van de bel. Terwijl de bel aanvankelijk niks met eten te maken heeft.)

Klassieke conditionering

Operante conditionering (Burrhus Skinner)
Dit is leren door straf en beloning. Gedrag krijgt een gevolg. Een dier kan invloed op de uitkomst hebben door gedrag te herhalen (wanneer iets prettigs volgt), of juist te vermijden (wanneer iets onprettigs zal volgen). Dit maakt dat het voor een dier voorspelbaar en controleerbaar wordt. Een bekrachtiger zorgt ervoor dat gedrag blijft bestaan of dat gedrag toeneemt. Een correctie zorgt ervoor dat gedrag afneemt of stopt.

operante conditionering

Er zijn twee soorten bekrachtigers
Namelijk positief en negatief. Dit heeft niets van doen met goed of slecht, maar met toevoegen of wegnemen.

Positief bekrachtigen
Het ontvangen van iets prettigs na het tonen van gedrag. Bijvoorbeeld; je hond gaat zitten en jij geeft hem een brokje.

Negatief bekrachtigen
Het wegvallen van iets onprettigs na het tonen van gedrag. Bijvoorbeeld; de hond is alleen en gaat blaffen, de eigenaar komt terug en de hond stopt met blaffen. Het onprettige (het alleen zijn) valt weg na het blaffen.
Of: de postbode komt, de hond gaat blaffen, de postbode vertrekt. De postbode verdwijnt na het blaffen.
Of: de hond trekt aan de riem waarbij er zowel spanning op de riem als op de hals/halsband staat, wanneer de hond netjes meeloopt, verdwijnt dat onprettige gevoel rondom zijn hals.
Of: de hond moet even opgetild worden maar gaat worstelen waardoor je de hond laat lopen. De hond linkt: “worstelen=weer los komen”, het onprettige (het optillen) is weggevallen door het worstelen.

Zo zijn er ook twee soorten correcties
Namelijk positief en negatief.

Positieve correctie
Het ontvangen van iets onprettigs na vertonen van gedrag. Bijvoorbeeld; een stroomstoot van de halsband als de hond gaat najagen. Of: een NEE! wanneer de hond met zijn voorpoten op het aanrecht gaat staan. De NEE! moet dan een schrikeffect geven en daarmee wordt iets onprettigs toegevoegd aan het op het aanrecht staan.

Negatieve correctie
Het wegnemen van iets prettigs na vertonen van gedrag. Bijvoorbeeld; het stoppen van spel wanneer de hond te wild wordt. Of; het geven van een “time-out”. Wanneer je hond ongewenst gedrag vertoont, hem uit de woonkamer halen en even op de gang zetten. Zo haal je het prettige weg (bij de roedel zijn) na het vertonen van zijn (ongewenste) gedrag. Of; wanneer je hond tegen je opspringt, hem de rug toekeren en negeren. Zijn gedrag levert hem op dat hij juist geen aandacht krijgt.

Corrigeren
Negatieve correcties hebben de voorkeur boven positieve correcties. De correctie moet binnen een halve seconde gegeven worden. van enkel corrigeren leert de hond niet wat hij wel moet doen, geef de hond een alternatief! straf maakt een hond onzeker. De hond heeft een motivatie en laat uit zichzelf gedrag zien en krijgt daarvoor straf.
Dit beperkt je hond in zijn eigen initiatief en zelfstandigheid. voor je straft, ga dan na of je hond werkelijk begrijpt wat er wel van hem verwacht wordt. wees je bewust waarmee de hond de correctie gaat linken. Wanneer je hond achter een fietser aangaat en jij geeft hem een lijncorrectie (positieve correctie; iets onprettigs wordt toegevoegd).
Gaat de hond die correctie dan linken aan de fietsers (en generaliseren “fietser=pijn”), gaat hij linken aan de ondergrond waar hij op dat moment op loopt (en voortaan niet meer op gras durven lopen), gaat hij linken aan jou (vertrouwensbreuk), gaat hij linken aan de situatie (met een groep honden/mensen wandelen is onprettig), gaat hij linken aan de buurman die net op dat moment langskomt? Straf wordt meestal te zacht gegeven, hierdoor treedt gewenning op en daarmee uiteindelijk geen verandering in gedrag. Een correctie is pas een correctie wanneer het gedrag afneemt of stopt!! Wanneer gedrag gelijk blijft of toeneemt, is je correctie geen correctie!

Belonen
Bij belonen is het van belang, net zoals bij corrigeren, dat de beloning binnen een halve seconde gegeven wordt. Gebruik een juist beloningsschema. Dit houdt in dat je in de aanleerfase alles beloont. Wanneer je hond de oefening beheerst, beloon je de ene keer wel, de andere keer niet. Zo blijft het voor je hond een uitdaging of hij nu wel of niet de beloning krijgt en zal hij gemotiveerd blijven de opdracht uit te voeren. In de generalisatiefase (andere situatie en omstandigheden) beloon je weer voor alles. Wanneer je hond de oefening werkelijk in elke situatie beheerst, hou je de beloning onvoorspelbaar. Wanneer je niet meer zou belonen, verliest de hond zijn motivatie en zal op den duur de opdracht niet meer uitvoeren. Beloon binnen een halve seconde De beloning moet passend zijn in de context. In een moeilijke situatie met veel afleiding of nieuwe indrukken, moet de beloning sterker zijn dan een oefening die de hond al beheerst op een makkelijk en bekend terrein.

Wees je bewust van zelf belonend gedrag!